Extra informatie:Samenvatting
Boven de tafel van de eekhoorn hing een lamp. Soms kwam de olifant op bezoek en vroeg of hij even aan die lamp heen en weer mocht slingeren. De eekhoorn vond dat altijd goed. Dan slingerde de olifant, flapperend met zijn oren, heen en weer, zo hoog dat zelfs tegen het plafond botste en de lamp vervaarlijk kraakte. Telkens als hij laag over de tafel heen kwam riep hij Eekhoorn! en zwaaide hij naar de eekhoorn. De eekhoorn zwaaide terug en hoopte dat zijn lamp het zou houden. Daarna aten zij zoete boomschors en spraken over de oceaan of over dieren die vaak jarig waren en anderen die dat nooit waren. Wij zijn vrienden hè eekhoorn? vroeg de olifant soms. Ja, zei de eekhoorn. Speciale vrienden? Speciale vrienden! Dan zuchtte de olifant diep en keek door het raam naar buiten over de toppen van alle bomen waar hij zo vaak en zo hard was uitgevallen.